Aan de tweede kamer der Staten-Generaal / A.J. D'Ailly [and others].

  • Vereeniging van Koepokinrichtingen in Nederland.
Date:
[1890?]
Catalogue details

Licence: Public Domain Mark

Credit: Aan de tweede kamer der Staten-Generaal / A.J. D'Ailly [and others]. Source: Wellcome Collection.

Provider: This material has been provided by London School of Hygiene & Tropical Medicine Library & Archives Service. The original may be consulted at London School of Hygiene & Tropical Medicine Library & Archives Service.

    1/8 (page 1)
    De ondergeteekenden, geneeskundigen, bestuursleden enz. der Vereeniging van koepokinrich- tingen in Nederland, nemen, naar aanleiding van het wetsontwerp tot gedeeltelijke herziening der Wet van 4 December 1872 (Stbl. no. 134), in 't bijzonder wat de vaccinatie betreft, de vrijheid het volgende aan Uwe overwegingen te onderwerpen. Voor eene geleidelijke uiteenzetting hunner meening volgt hier de inhoud van het ontworpen artikel: ARTIKEL XI. Artikel 17 der wet van 4 December 1872 (Stbl. no. 134) Avordt gelezen als volgt: „onderwijzers, onderwijzeressen, kweekelingen of leerlingen worden niet in de scholen toegelaten, tenzij a. óf, blijkens verklaring van een geneeskundige, met goed gevolg of meer dan eens de inenting der koepokken door hen is ondergaan; b. óf zij, blijkens verklaring van een geneeskundige, aan de natuurlijke kinderpokken (variolae) hebben geleden; c. óf, Avanneer het meerderjarigen betreft, door dezen zeiven en, Avanueer het minderjarigen betreft, door de ouders of voogden van dezen, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, aan den burgemeester der gemeente, waar de school zich bevindt, waarin toelating verlangd wordt, is verklaard, dat tegen de toepassing of (zoo reeds zonder goed gevolg mocht zijn ingeënt) herhaling der koepokinenting op hen zeiven of op de onder hunne zorg staande minderjarigen, bezwaar bestaat; van Avellce verklaring de burgemeester op verzoek van belanghebbenden een schriftelijk bewijs afgeeft. De vorm en de plaats en de Avijze van inlevering, bewaring en teruggave van de onder a en b bedoelde verklaringen en van het bewijs, bedoeld onder c, worden bij algemeenen maatregel van beüc.-.'ir geregeld. „Onder scholen verstaat dit artikel scholen van voorbereidend onderAvijs, met inbegrip van kinder- bewaarplaatsen; scholen van lager onderwijs; scholen van middelbaar onderwijs, met uitzondering' van de Polytechnische school; en scholen van hooger onderwijs voorbereidend tot universitair onderwijs. Reeds dadelijk springt het in 't oog, dat het ontwerp hinkt op twee gedachten, die in AA'ezen- lijkheid niet samen kunnen gaan. Het voorschrift toch houdt met andere woorden in; het is aan niet gevaccineerden verboden de scholen te bezoeken, maar als, zij 't verbod niet wenschen na te komen, dan hebben zij, de ouders of voogden 't slechts te zeggen. Deze tegenstrijdigheid van grondgedachten openbaart zich ook in de memorie van toelichting. Van den eenen kant erkenning van het nut en de zucht tot bevordering der vaccinatie, door het gebruik maken van de vaccine in de hand te werken; van de andere zijde twijfel aan haar nut en goede werking. Eene regeling, op dergelijken grondslag gebouwd; belooft voor het algemeen belang, dat het hier betreft, geene vruchtbare uitkomsten. In het wezen der zaak is het voorgestelde eene reactie tegen de wet van 1872, of eigenlijk zou het ons zelfs terugvoeren tot vóór den tijd, toen nuttige provinciale reglementen (o. a. in Friesland] en gemeenteverordeningen, in het begin dezer eeuw, werden in 't leven geroepen; vele als een gevolg der circulaire van den minister van Binnenlandsche-Zaken; Onderwijs en Waterstaat dd. 31 Maart 1825, inhoudende 's Konings uitdrukkelijke intentie: „dat er geene kinderen tot de scholen worden toegelaten, dan die voorzien zijn van een bcAvijs, dat ,zij de koepokinenting ondergingen öf de natuurlijke kinderziekte gehad hebben. Het thans levende geslacht is als het ware met deze indirect verplichte vaccinatie opgegroeid en oud geworden, en hierdoor daarmede geheel vertrouwd geraakt. Adressanten achten eene nadere bespreking der staatsrechtelijke zijde van het vaccinatie- vraagstuk minder op hun weg gelegen, en meenen zich alléén te moeten bepalen tot hetgeen, uit een medisch-hygienisch oogpunt door wetenschap en ervaring, op het gebied der koepokinenting wordt geleerd. In dit opzicht wordt in het ontwerp en de toelichting over 't algemeen een standpunt inge- nomen, dat niet zonder ernstige bestrijding mag worden gelaten. De voordracht op den voet volgend, kunnen eenige hoofdbedenkingen onder de volgende inmteu worden samengevat. 1*^. het nut en de goede werking der vaccinatie, 2^. verplichte vaccinatie, 3^. bezwaren tegen de vaccinatie.