De geschiednis van Jan Kwak of hoe men door bedrog in Nederland ongestraft tot rijkdom en tot eer komt. Geïllustreerd met teekeningen van Nelly Bodenheim. ...
Lettering continues: [Scene 1:] Jan Kwak op school. Op school reeds wilde Jan Kwak maar niet deugen;/ Een weet-niet, die zat vol bedrog en vol leugen./ Zijn makkers, die wilden ook niets van hem weten;/ Ten slotte is nij toen de school uitgesmeten. [2] Jan Kwak soldaat. "Dat's niets", dacht Jan en toen werd hij soldaat;/ Ziehier dan eens hoe hij den dienst weer verlat./ Bij het spel toch heeft hij zijn makkers bedrogen,/ In dienst zijn meerderen voorgelogen. [3] Jan Kwak steelt geld. "Dat's niets", dacht Jan, en werd kruier bij't spoor,/ Maar hij ging er al gauw met een koffer vandoor,/ Hij verborg toen het moois, verstopte het geld/ En de rest heeft hij als vrachtje besteld. [4] Jan Kwak maakt boter. No voordeelig mijn sommetje op renten gezet,/ Dacht Jan en hij kocht wat rundervet,/ Hij kneedde 't met boter en margarine/ Met de meest gebruikte kneedmachine. [5] Jan Kwak gesnapt. Dat knoeien met boter zat Jan lang niet glad,/ De politie heeft ras bij zijn kraag hem gevat/ Want knoeit men volgens de boterwet,/ Wordt in Nederland men gauw in 't gevang gezet. [6] Jan Kwak in de gevangenis. En toen hij in deze gevangenis zat/ En ontzettend voel tijd om te denken had,/ Dacht Jan: Waar is nu die goede man,/ Die mij wijst, hoe men strafloos knoeien kan. [7] Jan Kwak vindt een middel om rijk te worden. Een blad van Rottes-Handelscourant/ Kwam ons Jantje toevallig in de hand,/ Zevenachtsten van dezen "Maas Nieuws van den tijd"/ Zijn aan kwakzalversadvertenties gewijd. [8] Jan Kwak begint. Dat was voor ons Jantje een openbaring/ En toen hij weer vrij was, kwam ook de ervaring./ Wat water, wat vet, wat stroop, wat azijn/ Hoe lekker wordt Jantje z'n knoeimedicijn. [9] Jan Kwak maakt geneesmiddellen. Het vet dat smelt Janje in een pot met een oor,/ Om drankjes te maken, dient 'n badkuip vor./ Een reukje, een kleurtje en Jantje is klaar: Betaalt lieve menschen en slikt het nu maar. [10] De eerste ingezonden mededeelingen van Jan Kwak. Jan's Kwakkers Kloosterstroop van Sancto Peter, / Maakt roode neuzen en likdoorns beter./ 't Geneest van den dood en van vliegende tering,/ Dit 's 't eerste bericht van ons Jantjes nering. [Picture contains words: Voorhetgebruik. Nahetgebruik. Kloosterbalsen. Sancto Peter] [11] Jan Kwak heeft succes. De zieken gelooven zijn leugen-reclame,/ De boer en de burger, de heer en de dame./ Dank zij de krachtige hulp van de krant,/ Zet Jantje zijn middeltjes flink van de hand. [12] Jan Kwak's tweede middel. De Stamboelzalf, die is thans aan de beurt./ Met gras wordt het vet zoo wat groentjes gekleurd./ Dan helpt het vor wratten, kaalhoofdigheid,/ Voor buikpijn, kanker, sproeten en fijt. [13] Jan Kwak neemt zijn eerste portret. Zie hier Klass de Smid, Jand maakt zijn portret/ Die had een flesch stroop op zijn zolder gezet,/ Hij brandde zijn pink aan de vlam van het vuur,/ En de lucht van de stroop genas 'm binnen het uur. [14] Jan Kwak krijgt zijn tweede portret. Die smid nu, die woonde in Nergensland,/ Maar dichterbij woont juffrouw Bij de Hand,/ Die wil voor twee gulden vijftig gaarne verklaren, Dat Stamboelzalf haar hielp in d' ergste gevaren. [15] Jan Kwak zit niet stil. Met reclame en photografietoestel/ Maakt nu ons Jantje het wonder wel,/ Jan denkt en denk en 't wordt hem hier helder/ Hoe hij nog meer stumpers helpt naar de kelder. [16] Jan Kwak breidt zijn zaken uit. Nu zit het er aan, nu kan het lijden, / 't Wordt tijd om de zaken wat uit te breiden,/ Jan koopt een huije heel knusjes en sijn/ En een groote fabriek voor zijn "puik" medicijn. [17] Jan Kwak aan het werken. Nu maakt Jan gordels tegen rheumatische pijn,/ Worstman's giftige nier-medicijn,/ Kwakker's abdij balsum tegen elke kwaal, Dr. Pieter's purperpillen pour personnes pales. [18] Jan Kwak wordt rijk en trouwt. Thans rijdt hij al in een fraaie karos,/ Is rijk en gelukkig en vet als een os,/ Hij rijdt met zijn bruid - want Jan die gaat trouwen/ Makkelijk kan hij nu een vrouw onderhouwen. [19] Jan Kwak is ziek. Hier is Jan ziek en "Dat's wel erg", denkt Jan,/ Zijn vrouw draagt hem al zijn middeltjes an,/ Maar Jan smijt ze weg en vraagt aan zijn vrouw, Of zij hem soms daad'lijk vermoorden wou. [20] Jan Kwak zoekt beter hulp. Jan stuurt om Dokter Volverstand/ Die had aan Jan's middelen verbazend het land,/ En wie zijn reclame's als leugens erkent,/ Dien vindt Jan in zijn binnenste een pienteren vent. [21] Jan Kwak is beter. Voorspoedig herstelt Jan en dat is zeker,/ Royaal betaalt hij dokter en apotheker/ Geen beter middel om de kosten te dragen/ Dan zijn bocht te stoppen in andermans magen. [22] Jan Kwak droomt. Jan eet te veel en krijgt droomen die 'm plagen/ Van bedrogen stumpers, die zich beklagen,/ Die vloeken, hem met steenen smijten/ Hem overladen met bitt're verwijten. [23] Jan Kwak krijgt rust. "Dat's niets" dacht ontwakend alweer onze Jan/ "Ik maak er een Naamlooze Vennootschap van",/ En Koninklijk goedgekeurd zijn de statuten/ Dat 's een mooie reclame voot 't volkje "van buten". [24] Besluit. Jan Kwak is thans een rijk rentenier/ Zijn geld geeft him eer en zijn rust geeft pleizier,/ Hij draagt een medaille als hulde der pers,/ Maar pas op, lieve kinderen, voor den held van dit vers.