Volume 2

Handboek voor de praktische en theoretische ontleedkunde / Naar de vierde ... uitgave uit het Fransch vertaald door G.J. van Epen. Met eene voorrede van ... A.G. van Onsenoort.

  • Maygrier, J. P. (Jacques Pierre), 1771-1835
Date:
1824
Catalogue details

Licence: Public Domain Mark

Credit: Handboek voor de praktische en theoretische ontleedkunde / Naar de vierde ... uitgave uit het Fransch vertaald door G.J. van Epen. Met eene voorrede van ... A.G. van Onsenoort. Source: Wellcome Collection.

    122/354 (page 106)
    denkbeeld van zijne ligging , zijnen vorm en van zijne betrekkingen heeft gemaakt, neemt men hem uit de oogholte weg; om tot het bijzondere onderzoek van deszelfs zamenstellcnde deelen over te gaan. Het is zelfs te regt, dat, om denzelven beter te kennen en duide¬ lijker te zien, men zich van ossen-, kaifs- of schapen- oogen bediene, bij dewelke de voorwerpen, meer ont¬ wikkeld , ook gemakkelijker na te gaan zijn. Overigens is het noodzakelijk dat men er verscheiden ter beschik¬ king liebbe, want de insnijdingen zijn talrijk, de voch¬ ten ontsnappen ligtelijk , de vliezen menigvuldig, en eenige derzelve van een dun weefsel en eene groote fijn¬ heid. Het eerste dat ons in het oog valt, is het onder¬ scheid der beide buitenste vliezen, waarvan het eene, harde ondoorschijnende oogvlies (tunica sclerotica s. al- buginea), eene aanmerkelijke uitgestrektheid heeft ; het vormt de drie vierde achterste deelen van den oogbol. Het andere , voorwaarts geplaatst, slechts weinige ruimte in¬ nemende , wordt doorschijnend horenvlies (corne a trans- parans) genaamd. Om de vereeniging dezer beide vlie¬ zen te zien , moet men dezelve van binnen en buiten onderzoeken. In dezen laatsten zin , komt het horen¬ vlies voor als op de sclerotica ingezet te zijn. Het valt gemakkelijk dezelve van elkander te scheiden; om dit te bewerkstelligen, laat men dezelve gedurende eenige da¬ gen in koud water weeken , of wel men werpt ze in kokend water ; eenige uren zijn voldoende om derzelver afscheiding te bekomen. Deze twee vliezen omgeven den oogbol. De voorwerpen welke zij bevatten , zijn van voren naar achteren voortgaandc , het waterachtigc vocht, de regenboog, de haarkring en de verlengselen van den haarband, de kristallens, het glasachtige vocht, het netvlies en het vaatrij'k vlies. Indien men deze onderscheiden voorwerpen, in de orde, welke ik zoo even opgenoemd heb, wilde berei¬ den ,